Staat het er echt? Min 37? Ik knipper even met mijn ogen, maar het is echt zo. 37 graden onder nul. Ik sta in een besneeuwd niemandsland in het noorden van Zweden. Mijn voeten voel ik amper nog, ik vraag me af hoe lang ik al zo aan het rillen ben. Wil ik hier nog mee verder gaan? Of is stoppen met deze expeditie in Zweeds Lapland de beste – en slimste- optie?
Expeditie
Een paar dagen terug in de tijd. We rijden met de bus naar kamp Aurora, net buiten Kiruna hoog in het noorden van Zweden. Ik heb me aangemeld voor een expeditie. Een week lang op ski’s door de sneeuw trekken en kamperen in the middle of nowhere. En voor de tocht start hebben we nog één nacht in een warm bed.
We treffen de laatste voorbereidingen. In onze knusse cabin deelt de groepsleider de route met ons. We kijken welke spullen wel, en welke niet mee hoeven. We pakken onze arctic bedding in. Een slee – die ik dus de komende week achter me aan trek – met hierop een tas met mijn spullen, een slaapmatje en een slaapzak. Dat is alles wat ik heb om de week door te komen. En een lading thermokleding, dikke jassen en eten. Heel veel eten. Met zoveel voorbereiding moet het toch goed komen?

Noorderlicht
Nog een keer echt eten, voor we over stappen op adventure food, gedroogd fruit en noten. En nog een keer het weerbericht bekijken. Want is er kans om het Noorderlicht te zien? Bewolkt wordt het de komende dagen, stellen we ietwat teleurgesteld vast. Ach, het weer verandert zo snel, wie weet is het over een…..
“Snel, naar buiten, het Noorderlicht!” Op het moment dat ik er eigenlijk niet teveel meer van verwacht is het er dan toch echt. In een mum van tijd heb ik mijn sneeuwschoenen en warme jas aan. Ik ren naar buiten. Daar vindt een magisch schouwspel plaats. Boven de bevroren rivier hangt een groene gloed. Magisch is het, nog indrukwekkender dan ik had verwacht. De gloed is constant in beweging en verandert van kleur. Ik ben tot mijn tenen verkleumd. Maar wat maakt dat nu nog uit, met het Noorderlicht boven je?

Gaan!
Na een nacht vol dromen over magische luchten is het dan zover. Ik gesp mijn slee vast, die aan touwen achter me hangt. Trek laag na laag aan thermokleding, wollen truien en jassen aan. 2 paar handschoenen, een buff, een muts, een skibril tegen het verblindende licht en de ijskoude wind.
Ik ben er klaar voor. Toch?
Hoe goed de voorbereiding ook was, zeker ook vanuit de organisatie waar ik mee op pad ben, er is ergens een twijfelend stemmetje in mijn hoofd. Als die 30 minuten gisteravond al zo koud waren, hoe gaat het dan de komende dagen zijn? Gezonde twijfel, berisp ik mezelf. We zijn er allemaal klaar voor. We gaan op pad.

Lopen, eten, lopen
Ik zet een eerste stap. Een tweede. En dan ben ik echt op pad. Op mijn langlaufski’s stap ik op het bevroren meer. Vanaf nu zullen we een hele tijd niemand meer tegenkomen. En wat is het mooi. Een witte wereld ontvouwt zich voor me. Sneeuw en niets dan sneeuw, zover ik kan kijken. En wanneer ik een tijdje op pad ben, met alleen het gekraak van mijn ski’s in de sneeuw, zo nu en dan een “wauw” uitroep van een andere deelnemer, ben ik om. Wat is dit mooi.
Ik kom langzaam in een ritme. Voel me onderdeel van de natuur, van iets dat groter is dan mijzelf. Dankbaar voor de zon die op mijn gezicht schijnt. Nu ben ik gezegend met gedachten die op een gegeven moment altijd wel afdwalen, dus net zo vaak als ik me bewust ben van mijn omgeving, komt het voor dat ik op de automatische piloot verder loop, stap voor stap in de knisperende sneeuw. Zonder nadenken volg ik de sporen die de persoon voor me in de sneeuw getrokken heeft,
En zo gaat het door. Lopen door de sneeuw, stoppen om te eten. Wisselen van positie, zodat iemand anders het eerste, zware spoor trekt. Stoppen om te eten. Lopen. Niets om over na te denken, er alleen maar zijn. Tot langzaam de schemering inzet. Nu is het tijd om ons kamp op te bouwen. Want wij wilden een expeditie vol avontuur, en die gaan we krijgen ook. We gaan winterkamperen. We zetten de tenten op, koken water voor warme thee en onze adventure meals. Trekken alle warme kleding aan die we hebben. En gaan dan onze tent in, voor een nacht in de frisse winterlucht.
De stilte is hier echt stil. Geen auto in de verte, geen telefoon. Er zijn thuis altijd zoveel geluiden dat je ze niet eens meer opmerkt. Hier lijkt alles geluidloos, kun je bijna een sneeuwvlok horen vallen. En dan hoor je je eigen gedachten.

Plassen onder het Noorderlicht
“Nog even, dan ben ik warm”. Rillend lig ik in mijn slaapzak. “Nee, echt nog maar heel even”. Ogen dicht en niet nadenken over de kou. “Waarom doe ik dit?” Het is de 2e nacht in de sneeuw, en ooit moet ik hier toch aan wennen. “Bah, nu moet ik plassen.” Winterjas aan, sneeuwschoenen aan, en naar buiten. Even vergeet ik de kou, wanneer ik om mee heen kijk en zie hoe de witte sneeuw bijna licht geeft in het donker. Doodse stilte, alleen het gefonkel van de sterren. En het Noorderlicht. Zo ineens, nonchalant, boven mijn hoofd. Maar eenmaal in bed denk ik weer aan de kou. Zeker, ik had kou verwacht op een expeditie in Zweeds Lapland. Maar zo erg?
In de ochtend ben ik het afzien weer vergeten. Op het tentdoek zie ik sneeuwkristallen. Geen 2 sneeuwkristallen zijn hetzelfde. Prachtig is het. En wanneer de tenten opengeritst worden om het ontbijt te maken zien we sporen van elanden, overal om de tenten heen. Vannacht hebben ze ons opgezocht, maar ze zijn zo stil dat niemand van ons het gemerkt heeft. Of was dat geritsel bij de tent dan toch..?
Twijfel
Ik bedenk me dat het vast wel meevalt en ga door met de expeditie, maar inmiddels is het kwik nog verder gezakt. Terwijl Nederland in de ban is van storm Corrie, hebben wij hier ons eigen extreem weer. Het is 20 graden kouder dan we verwacht hadden. Meestal is het hier in deze tijd van het jaar zo rond de -10, of -15. Zelfs onze gids heeft het hier nog niet vaak zó koud meegemaakt. We kijken op de thermometer die we bij ons hebben en zien -37 staan. 37 graden onder 0. Nu kun je met goede kleren veel kou trotseren. Van de reisorganisatie hebben we donsjassen gekregen waarmee je volgens mij redelijk comfortabel een berg kunt beklimmen. Maar -37 is extreem.
Ik denk teug aan de eerste bladzijde van het boekje Filosofie voor avonturiers, dat ik als voorbereiding op deze tocht las. Als hij in de buitenlucht is en het echt koud heeft, zo schrijft de Noorse ontdekkingsreiziger Erling Kagge, trekt hij de capuchon van zijn jas rond zijn hoofd, doet de rits helemaal dicht tot zijn kin en verhoogt zijn tempo. Ik doe hetzelfde. Ik pak mezelf helemaal in en verhoog het tempo op mijn toerski’s. Al mag ik dan niet op de Noordpool zitten, maar in Zweeds Lapland, het effect is hetzelfde. Langzaam voel ik iets van warmte door me heen verspreiden. Maar echt warm? Dat krijg ik het niet meer.
Een pluk haar die onder mijn muts uit is gekomen is vastgevroren aan mijn huid. Mijn voeten zijn koud en tintelen, verder zit er weinig gevoel meer in. De schoenen zijn ook zo belachelijk dun. Mijn handen zijn koud, ondanks de 3 paar handschoenen die ik inmiddels over elkaar draag. Het slapen is koud. Ik tel ’s nachts rillend de uren af tot het licht wordt, en het misschien weer wat warmer wordt. Ik zie dat de slaapzakken die we mee hebben een limiettemperatuur hebben van -27. Daar zitten we inmiddels flink ver onder. Kortom, ik warm gewoon niet meer op.

Stoppen
En dan blijkt maar weer dat ergens mee stoppen misschien nog wel meer moed vraagt dan ergens ja tegen zeggen. Vooraf leek dit één groot avontuur, en dat is het ook. Ik wil niet stoppen. Maar diep in mij zegt een stemmetje dat dit wel het verstandigste is. “Het kan ook misgaan”, bedenk ik me. “Wat als ik doorga en het gevoel in mijn tenen komt nooit meer terug?” Ik heb wel wat benarde situaties meegemaakt op reis. Die coyote’s die ik tegenkwam tijdens het fietsen in een Amerikaanse woestijn, waar ik dus geen telefoonbereik had. In een flinke sneeuwstorm belanden op een berg midden in Kirgizië. Maar dat waren achteraf kleine avonturen, en vooral ook spannende verhalen. Dit kan ook een minder mooi verhaal worden.
Daarom neem ik uiteindelijk het moeilijke besluit om te stoppen. Misschien had ik nog zonder problemen door kunnen lopen, die laatste 2 dagen, maar misschien ook niet. En dat risico wil ik niet nemen. Onze gids is het met me eens. Dit is geen leuke beslissing, maar wel een verstandige. Ik stop.

Taxi
Gedesillusioneerd stap ik in een taxi. Al leek het de afgelopen dagen of we in een desolaat gebied zaten, in feite zaten we dicht bij de bewoonde wereld, en op dit moment zijn we nog op een punt waar ik kan afhaken. En na een stuk door de sneeuw ploeteren op mijn ski’s kom ik aan bij een weg, kan ik een taxi bellen en ben ik op weg naar een warm hotel.
Ironisch genoeg krijg ik in het hotel de sleutel van de enige kamer waar de verwarming niet werkt. Maar een uurtje later sta ik onder een hete douche. Langzaam krijg ik wat warmere voeten, en heb ik weer een beetje gevoel in mijn tenen, al blijft dat tintelende gevoel in mijn voeten nog wel flink wat dagen hangen. En het plekje op mijn voorhoofd waar mijn haren vastgevroren zaten blijft een beetje geïrriteerd, maar vreemd genoeg tegelijkertijd gevoelloos.
Ik nestel me met Netflix onder een warme deken. Nog steeds blijf ik een klein zeurend stemmetje in mijn hoofd houden. Ja, ik heb opgegeven, en ik blijf het moeilijk vinden. Dat gevoel is in een klap weg als een dag later een reisgenoot bij het hotel arriveert; met nog meer verhalen over kou en met 9 bevroren tenen waarmee ze op de eerste hulp is beland. Dan begint langzaam het besef te komen dat ik het juiste besluit heb genomen. Het is goed zo.
Afsluiten
Inmiddels is de rest van de groep ook teruggekeerd. Wat eerder dan gepland, met nog meer bevroren tenen en iemand met bevriezingsverschijnselen in het gezicht. Iedereen beseft zich dat we zijn gewend zijn om de natuur naar onze hand te zetten maar hier, in deze witte wereld, merk je hoe weinig je als mens te zeggen hebt. Je krijgt hier het gevoel dat lijkt op het moment waarop je op een bergtop staat en uitkijkt over de wereld, en je ineens heel klein en nietig voelt. Dat gevoel, maar dan maal 1000.
Het is niet wat ik ervan verwacht had, deze expeditie. Maar het laat zien dat op reis alles anders kan gaan dan je verwacht. Het was geen succes, deze expeditie in Zweeds Lapland, maar het was wel een avontuur.
Mooi geschreven. Wat een avontuur, verstandig besluit om te stoppen!
Dankjewel!
Wat een avontuur! Vaak is het besluit om te stoppen moeilijker dan besluiten door te gaan. Stoer dat je het toch hebt gedaan.
Liefs, Bregje
Dank je. Inderdaad een moeilijk besluit (zeker bij een dure trip waar je zo’n eind voor reist), mar achteraf wel slim.
Wat een episch avontuur in Zweeds Lapland! Min 37 graden klinkt als een ware beproeving, maar het moment waarop je het Noorderlicht ziet, maakt vast alles de moeite waard. Een expeditie vol onvergetelijke ervaringen.
Poeh, wat een uitdaging zeg. Ik ben niet een hele grote fan van de kou, dus ik vraag me af of dit iets voor mij is. Respect dat je dit hebt gedaan, ondanks het eerdere stoppen!